De nieuwe regeling rond de registratierechten krijgt vorm. De Vlaamse regering voerde nog wat aanpassingen door. We houden u op de hoogte.
De Vlaamse Overheid introduceerde wijzigingen in de registratierechten (ook wel verkooprechten genoemd). Nu komt echter een kleine veranderingen in de oorspronkelijke communicatie. Belangrijkste verschil: de datum van het compromis zal de registratierechten bepalen in plaats van de aktedatum. Daardoor is iets meer tijd voor wie alsnog een tweede verblijf wil kopen aan het ‘oude’ registratierechtentarief.
Goed nieuws voor wie in 2021 nog een tweede (of derde of vierde... ) verblijf of investeringsvastgoed wil kopen. Dat zal dus nog kunnen aan de huidige registratierechten van 10 procent. In de eerste berichtgeving was dit niet langer mogelijk. Toen werd gezegd dat de aktedatum gebruikt zou worden. Met een gemiddelde duurtijd van 4 maand voor het verlijden van aktes, kwam de rekensom voor velen dus duurder uit.
Ons vorig bericht over de aanpassingen van registratierechten in Vlaanderen lees je hier.
Een hervorming die snel snel verliep en waar dus nog wat aan bijgeschaafd moet worden. Een aanpassing is dus de compromisdatum in plaats van de aktedatum. Dat betekent dat het heel duidelijk is aan welk percentage registratierechten men nu een tweede verblijf of investeringsvastgoed zal kunnen kopen.
Omgekeerd is de verandering ook van tel. Wie een eerste woning koopt en wil genieten van de lagere registratierechten, moet de akte laten verlijden in 2022. Bovendien worden de registratierechten voor een bescheiden woning verruimd. Koop je een woning in een centrumstad van maximaal 240.000 euro, dan geniet je van een vrijstelling van de registratierechten op de eerste 93.333 euro. Ligt de woning niet in een centrumstad, dan geldt het voordeel voor woningen van maximaal 220.000 euro.
Heb je al een gezinswoning op het moment dat je een nieuwe woning koopt? Dan kan je van het lagere tarief van 3% genieten indien je de eerste woning binnen de twee jaar verkoopt. Vroeger was dit maar 1 jaar. Volgens de Vlaamse Overheid was deze termijn echter veel te kort.